moederziel alleen
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- all alone
Etymology
Affix from Dutch, Flemish moeder (mother, uterus, womb) + Dutch, Flemish ziel (soul)+ Dutch, Flemish alleen (alone).
Origin
Dutch (Brabantic)
alleen
Gloss
alone
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Mutterseele German
- allein German
- mutterseelenallein German
- Moederdag Dutch, Flemish
- aartsmoeder Dutch, Flemish
- al Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- alleenheerschappij Dutch, Flemish
- alleenheerser Dutch, Flemish
- alleenrecht Dutch, Flemish
- alleenstaand Dutch, Flemish
- baarmoeder Dutch, Flemish
- bakermoeder Dutch, Flemish
- behuwdmoeder Dutch, Flemish
- betovergrootmoeder Dutch, Flemish
- binnenmoeder Dutch, Flemish
- bonusmoeder Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- duomoeder Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- grootmoeder Dutch, Flemish
- hondenmoeder Dutch, Flemish
- kattenmoeder Dutch, Flemish
- kleinzielig Dutch, Flemish
- koningin-moeder Dutch, Flemish
- kruikenmoeder Dutch, Flemish
- kunstmoeder Dutch, Flemish
- moeder Dutch, Flemish
- moederbord Dutch, Flemish
- moederfiets Dutch, Flemish
- moedergodin Dutch, Flemish
- moederhuis Dutch, Flemish
- moederland Dutch, Flemish
- moederliefde Dutch, Flemish
- moederlijk Dutch, Flemish
- moederloog Dutch, Flemish
- moedermelk Dutch, Flemish
- moedermoord Dutch, Flemish
- moedernaakt Dutch, Flemish
- moedernegotie Dutch, Flemish
- moederschap Dutch, Flemish
- moederschip Dutch, Flemish
- moedersterfte Dutch, Flemish
- moedertaal Dutch, Flemish
- moedervlek Dutch, Flemish
- onthaalmoeder Dutch, Flemish
- overgrootmoeder Dutch, Flemish
- pleegmoeder Dutch, Flemish
- ravenmoeder Dutch, Flemish
- schoonmoeder Dutch, Flemish
- slavenziel Dutch, Flemish
- stiefmoeder Dutch, Flemish
- ziel Dutch, Flemish
- zielengeleider Dutch, Flemish
- zielenheil Dutch, Flemish
- zielenherder Dutch, Flemish
- zielenknijper Dutch, Flemish
- zielenrust Dutch, Flemish
- zielig Dutch, Flemish
- zielknijper Dutch, Flemish
- zielkunde Dutch, Flemish
- zielsbeschrijving Dutch, Flemish
- zielsblij Dutch, Flemish
- zielskunde Dutch, Flemish
- zielsveel Dutch, Flemish
- zielsverhuizing Dutch, Flemish
- zieltogen Dutch, Flemish
- allêne Middle Dutch
- moeder Middle Dutch
- siele Middle Dutch
- moeder Afrikaans
- siel Afrikaans
- al Old Dutch
- ēno Old Dutch
- al
- een
- ziel
- alleen
- zielig
- moeder
- zielsveel
- Moederdag
- zielsblij
- zielkunde
- duomoeder
- zieltogen
- baarmoeder
- moederlijk
- zielskunde
- zielenheil
- moederbord
- moedermelk
- slavenziel
- moedertaal
- moederland
- moederhuis
- moedervlek
- moederloog
- zielenrust
- aartsmoeder
- kunstmoeder
- moedermoord
- pleegmoeder
- bonusmoeder
- grootmoeder
- moederfiets
- bakermoeder
- alleenrecht
- kleinzielig
- ravenmoeder
- stiefmoeder
- moedergodin
- moederschip
- zielknijper
- moederschap
- moedernaakt
- buitenmoeder
- hondenmoeder
- zielenherder
- binnenmoeder
- schoonmoeder
- moederliefde
- alleenstaand
- kattenmoeder
- behuwdmoeder
- alleenheerser
- zielenknijper
- onthaalmoeder
- moedersterfte
- kruikenmoeder
- moedernegotie
- zielengeleider
- koningin-moeder
- overgrootmoeder
- zielsverhuizing
- zielsbeschrijving
- betovergrootmoeder
- alleenheerschappij